achterzolder
- ach·ter·zol·der
- samenstelling van achter zn en zolder zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | achterzolder | achterzolders |
verkleinwoord | achterzoldertje | achterzoldertjes |
- afgezonderd deel van een zolder aan de achterzijde van een woning
- iemand op zijn achterzolder jagen
iemand angst aanjagen
- Het woord 'achterzolder' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.