achteruitlopen
- ach·ter·uit·lo·pen
- samenstelling van achteruit en lopen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
achteruitlopen |
liep achteruit |
achteruitgelopen |
klasse 7 | volledig |
achteruitlopen
- van minder belang worden, naar achteren lopen zonder omdraaien, verslechteren
- De winkelstraat van de middelgrote stad liep snel achteruit door het internetwinkelen.
- Het woord achteruitlopen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.