• ach·ter·ge·ble·ve·ne
enkelvoud meervoud
naamwoord achtergeblevene achtergeblevenen
verkleinwoord

de achtergeblevenev / m

  1. iemand die op een plaats is gebleven terwijl anderen zijn vertrokken
  2. (figuurlijk) iets of iemand die niet met zijn tijd is meegegaan