Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ach·ter·ge·ble·ve·ne
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord achtergeblevene achtergeblevenen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de achtergeblevenev / m

  1. iemand die op een plaats is gebleven terwijl anderen zijn vertrokken
  2. (figuurlijk) iets of iemand die niet met zijn tijd is meegegaan
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen