Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ach·ter·dijks
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen achterdijks
verbogen achterdijkse
partitief achterdijks

Bijvoeglijk naamwoord

achterdijks

  1. aan de landzijde van een dijk gelegen; aan de binnenzijde van een dijk gelegen


Gangbaarheid