achterbouw
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: achterbouw (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ach·ter·bouw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | achterbouw | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de achterbouw m
- (bouwkunde) aanbouw aan de achterzijde van een gebouw
- ▸ De brand woedt nog in het vier verdiepingen tellende gebouw, maar kan volgens de brandweer niet meer groter worden. "Momenteel wordt er nog volop geblust, omdat de woning ook nog een achterbouw heeft waar we moeilijk bij kunnen. De brand is dus nu zo goed als onder controle en kan niet uitbreiden."[2]
- ▸ Om dat voor elkaar te krijgen, moest er wel een stuk achterbouw van de kerk, beter bekend als de consistoriekamer, gesloopt worden. Op die plek ontstond dan plek voor het nieuwe centrum.[3]
Gangbaarheid
- Het woord achterbouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Grote woningbrand Brussel: een dode en 30 gewonden” (19-04-2021), NOS
- ↑ Weblink bron Jeroen de Kleine“Nieuwbouw van ZorgAccent in hartje Den Ham gaat niet door: ‘Bouwkosten te veel gestegen’” (21-04-2022), Tubantia