achterbanker
- ach·ter·ban·ker
- afleiding van achterbank met het achtervoegsel -er [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | achterbanker | achterbankers |
verkleinwoord | achterbankertje | achterbankertjes |
de achterbanker m
- (politiek) relatief onbekende parlementariër die zelden of nooit het woord voert
- onopvallende bezoeker van een evenement die op een van de achterste banken zit
- Het woord achterbanker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.