achterbalkon van een treinwagon
  • ach·ter·bal·kon
enkelvoud meervoud
naamwoord achterbalkon achterbalkons
verkleinwoord achterbalkonnetje achterbalkonnetjes

het achterbalkono

  1. open plek aan de achterkant van een tram, trein of bus waar men kan in- of uitstappen
     Alledrie met een ritselende plant in de armen op het achterbalkon van lijn 24, later van lijn 10, zo reisden ze naar Malou's donkere appartementje aan de Marnixstraat.[2]
  2. balkon aan de achterzijde van een gebouw
     De enige manier om binnen te komen was via het achterbalkon, maar ik gleed uit toen ik daar op probeerde te komen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij  , ISBN 9789023479925
  3.   Weblink bron “Bonnie St. Claire: Ik drink nog steeds elke dag rosé” (09-12-2015), Tubantia