abracadabra
- Geluid: abracadabra (hulp, bestand)
- IPA: /ɑbrɑka'dabra/
- abra·ca·da·bra
- Leenwoord uit het Grieks, in de betekenis van ‘toverspreuk’ voor het eerst aangetroffen in 1726 [1]
- uit het Grieks of Latijn [2]
abracadabra
- (magie) een toverspreuk
- Abracadabra, sim sala bim...
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | abracadabra | - |
verkleinwoord | - | - |
het abracadabra o
- wartaal, onduidelijke taal
- Hij sprak de hele tijd abracadabra.
- Het woord abracadabra staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "abracadabra" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "abracadabra" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ abracadabra op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be