aartsbroederschap

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aarts·broe·der·schap
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aartsbroederschap aartsbroederschappen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de aartsbroederschapv

  1. (religie) (katholicisme) verband van vrome gelovigen voor een religieus doel dat een centrale rol speelt binnen een groep van verwante soortgelijke verbanden
    • Zo werd er al in 1636 te Brugge een broederschap ingesteld tot gewillige slavernij. Het waren de paters minderbroeders die daarvan in onze streken de grote propagandisten waren. In Ieper werd in 1654 door toedoen van de minderbroeders, die ook in deze stad een klooster hadden, in de Sint-Pieterskerk zulk genootschap opgericht. Het was een aartsbroederschap (Hs. Ramaut, Stadsbibl. Ieper). Een aartsbroederschap veronderstelt broederschappen die ervan afhangen. [2]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen