aardappelakker
- aard·ap·pel·ak·ker
- samenstelling van aardappel zn en akker zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aardappelakker | aardappelakkers |
verkleinwoord | aardappelakkertje | aardappelakkertjes |
- (landbouw) stuk land waarop aardappels worden verbouwd
- ▸ Als ze weer bij een open veld aankomen blijven ze staan. 'Nog een akker?' 'Aardappelakker. Vroeger. Dat klinkt als de titel van een boek dat Dora niet zou uitlezen.[2]
- ▸ RIJSSEN - Vooral voor de biodiversiteit maakt Rijssen-Holten werk van het inzaaien van akkerranden in het buitengebied. Op aanvraag stelt de gemeente een bloemenzaadmengsel beschikbaar, opdat onder meer mais-, tarwe- en aardappelakkers omzoomd worden door een veelheid aan kleur. Want het oog wil ook wat.[3]
- Het woord 'aardappelakker' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Onder buren” (2021), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026356186
- ↑ Weblink bron Ronald Vrugteman“‘Laat duizend bloemen bloeien’ en vooral in akkerranden en bermen in Rijssen-Holten” (18-03-2021), Tubantia