aanwijzingsbevoegdheid

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·wij·zings·be·voegd·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanwijzingsbevoegdheid aanwijzingsbevoegdheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de aanwijzingsbevoegdheidv

  1. recht van een bewindspersoon om in een concreet geval een aanwijzing te geven
     De inspectie heeft er geen vertrouwen in dat het bestuur op korte termijn alles oplost. Daarnaast onderzoekt de inspectie of al het onterecht uitgegeven geld terugbetaald kan worden. De inspectie adviseert de minister om gebruik te maken van zijn aanwijzingsbevoegdheid, zo staat in het rapport. Het bestuur "wordt op een later moment geïnformeerd over het vervolg".[1]
     Hij heeft wel een 'aanwijzingsbevoegdheid' om dat te doen. De PvdA, met in haar kielzog enkele andere partijen, wilde dat hij daar gebruik van maakt en gaat misschien nog een motie indienen. 'U brengt mij in een lastig parket. Deze bevoegdheid wordt nooit uit de kast gehaald en dat wil ik zo houden.', zei Opstelten.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Minister grijpt in vanwege misstanden op Haagse hindoeschool” (11-07-2019), NOS
  2.   Weblink bron “Kamer worstelt met aanpak pedoclub” (30-11-2011), Tubantia