• aan·vech·ting
enkelvoud meervoud
naamwoord aanvechting aanvechtingen
verkleinwoord aanvechtinkje aanvechtinkjes

de aanvechtingv

  1. sterke neiging, verleiding
     Zijn eerste aanvechting was om zo snel mogelijk naar het strand te zwemmen, of tenminste naar een plek waar hij de zeebodem weer kon zien, maar na een paar minuten werd zijn ademhaling al rustiger.[1]
     De aanvechting om simpelweg weg te lopen en te doen alsof ze de hele scène nooit had gezien, had ze succesvol onderdrukt.[2]
93 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[3]
  1. “Het koninklijk huis” (2022), Ambo/Anthos uitgevers  , ISBN 9789026354953
  2. “Ons soort mensen” (2016), Ambo/Anthos uitgevers  , ISBN 9789026334672
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be