aanvechting
- Geluid: aanvechting (hulp, bestand)
- IPA: / ˈaɱvɛxtɪŋ / (3 lettergrepen)
- aan·vech·ting
- Naamwoord van handeling van aanvechten met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanvechting | aanvechtingen |
verkleinwoord | aanvechtinkje | aanvechtinkjes |
de aanvechting v
- sterke neiging, verleiding
- ▸ Zijn eerste aanvechting was om zo snel mogelijk naar het strand te zwemmen, of tenminste naar een plek waar hij de zeebodem weer kon zien, maar na een paar minuten werd zijn ademhaling al rustiger.[1]
- ▸ De aanvechting om simpelweg weg te lopen en te doen alsof ze de hele scène nooit had gezien, had ze succesvol onderdrukt.[2]
- Het woord aanvechting staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanvechting" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ “Het koninklijk huis” (2022), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026354953
- ↑ “Ons soort mensen” (2016), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026334672
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be