• aan·vaart
enkelvoud meervoud
naamwoord aanvaart aanvaarten
verkleinwoord - -

de aanvaartv / m

  1. het aanvaren
vervoeging van
aanvaren

aanvaart

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanvaren
    • ... dat jij aanvaart. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanvaren
    • ... dat hij aanvaart.