aanvaren
- aan·va·ren
- samenstelling van aan vz en varen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanvaren /anvarə(n)/ |
voer aan /vur an/ |
aangevaren /anxəvarə(n)/ |
klasse 6 | volledig |
aanvaren
- overgankelijk varend botsen op
- Door de dichte mist bestond het gevaar aangevaren te worden.
- ergatief varend naderen
- Hij kwam wat te vroeg aangevaren.
- aanbrengen
- (maritiem) binnenlopen
- Het woord aanvaren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanvaren" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be