• aan·vaar·dings·re·de
enkelvoud meervoud
naamwoord aanvaardingsrede aanvaardingsredes
verkleinwoord

de aanvaardingsredev / m

  1. toespraak die men houdt als men zich bereid verklaart een functie te vervullen
     Het behoort tot de edelste gebruiken van ons staatkundig bestel dat een aantredend kabinet zijn aanvaardingsrede opent met een eerbewijs aan degenen die in de voorafgaande periode het ambt van minister of staatssecretaris hebben vervuld.[1]
  2. toespraak die men houdt bij het ontvangen van een prijs


  1.   Weblink bron
    Menno de Bruyne
    “’t Ene dankwoord is het andere niet” (26 februari 2010), Reformatorisch Dagblad