• aan·ster·ken
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aansterken
sterkte aan
aangesterkt
zwak -t volledig

aansterken

  1. ergatief gaandeweg herstellen
    • De zieke sterkte na de medicatie behoorlijk aan. 
     Hij moet nog flink aansterken.[1]
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]
  1. Victoria Holt
    “Minnares van de duivel” (1982), Saga, ISBN 9788726484731
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be