Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·schaf·kost
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanschafkost aanschafkosten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de aanschafkostm

  1. (verouderd) (economie) de prijs die men moet betalen voor een product dat men in eigendom wil hebben

Gangbaarheid