• aan·pan·dig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen aanpandig aanpandiger aanpandigst
verbogen aanpandige aanpandigere aanpandigste
partitief aanpandigs aanpandigers -

aanpandig

  1. van een bouwwerk dat het ergens aan vast gebouwd is
    • De huismeester woont in de aanpandige dienstwoning.