aanmeldingsperiode

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·mel·dings·pe·ri·o·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanmeldingsperiode aanmeldingsperioden
aanmeldingsperiodes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de aanmeldingsperiodev

  1. tijdvak waarin men kan aangeven dat men lid wil worden van een organisatie of wil deelnemen aan een activiteit

Gangbaarheid