• aan·len·gen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanlengen
lengde aan
aangelengd
zwak -d volledig

aanlengen

  1. overgankelijk verdunnen
     Dit heeft dan betrekking op het aanlengen van alcoholische drank met kraanwater, het mixen van cocktails met afgekeurde partijen limonades van een mismerk, het mondjesmaat toevoegen van chemicaliën in het water van het zwembad, hergebruik van het buffetvoedsel, sterk verlaagd gebruik van insecticiden bij muggen-, ratten- en kakkerlakkenplagen, op strategische plaatsen het aantal functionerende lampen verminderen en het achterstallig onderhoud aan de complexen uitbesteden aan incapabele, lees goedkope, krachten. Dit zijn enkele voorbeelden die regelmatig worden gesignaleerd.[2]
94 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[3]