• aan·ge·hou·de·ne
enkelvoud meervoud
naamwoord aangehoudene aangehoudenen
verkleinwoord

de aangehoudenev / m

  1. (ordehandhaving) iemand die tot staan is gebracht door de politie
     De kapjes zijn alleen toegelaten als de aangehoudene dreigt te spugen of heeft gespuugd óf als agenten andere redenen hebben om te denken dat zo’n kapje nodig is voor hun bescherming”, zegt de woordvoerder.[1]
     Jeroen Pols, jurist van actiegroep Viruswaarheid, meldde in het AD dat Viruswaarheid-voorman Willem Engel een van de aangehoudenen is die een gebiedsverbod heeft gekregen. De politie en OM bevestigen dat niet.[2]
  1.   Weblink bron “Politie mag voortaan patrouilleren met antispuugkapjes op zak” (30-03-2020), Tubantia
  2.   Weblink bron “Na demo aangehouden drietal mag 10 dagen Den Haag niet in” (12 oktober 2020), Reformatorisch Dagblad