Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·ge·gaan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van: aangaan…
verbogen vorm: aangegaane

aangegaan

  1. voltooid deelwoord van aangaan

Bijvoeglijk naamwoord

stellend
onverbogen aangegaan
verbogen aangegane
partitief aangegaans
  1. van iets dat je er bij betrokken bent geraakt, dat je iets beloofd hebt
    • Wij moesten de aangegane verplichtingen nakomen. 

Gangbaarheid