• aan·ge·bro·ken
vervoeging van: aanbreken…
verbogen vorm: aangebrokene

aangebroken

  1. voltooid deelwoord van aanbreken
     Voor Weppner is die toekomst al aangebroken. Hij kijkt naar de puinhopen in de straten en zegt: "Het gaat hier om de slachtoffers, dat is de echte tragedie. Die gaan hierdoor failliet of worden hun huis uitgezet. Het is een drama. "[1]
  1.   Weblink bron
    Ryan Hermelijn
    “Zorgen over verzekeringscrisis Florida groeien na orkaan Milton” (12-10-2024), NOS