aambeeldsbeentje
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- aam·beelds·been·tje
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aambeeldsbeentje | aambeeldsbeentjes |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het aambeeldsbeentje o
- (anatomie) een van de gehoorbeentjes van zoogdieren, een minuscuul botje dat in het middenoor zit, dat de hamer verbindt met de stijgbeugel via het incudostapediale gewricht