• aal·streep
enkelvoud meervoud
naamwoord aalstreep aalstrepen
verkleinwoord aalstreepje aalstreepjes

de aalstreepv / m

  1. (dierkunde) dunne streep donkergekleurde haren lopend van schoft tot staartaanzet.
    • De mopshond had een prachtige aalstreep over zijn rug lopen. 
25 % van de Nederlanders;
32 % van de Vlamingen.[2]