• aal·ste·ker
enkelvoud meervoud
naamwoord aalsteker aalstekers
verkleinwoord aalstekertje aalstekertjes

deaalstekerm

  1. (visserij) een hark waarmee men probeert palingen te vangen, een elger, een aalspeer
49 %van de Nederlanders;
50 %van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be