• aai·poes

aaipoes

  1. wat je zegt tijdens het aaien van een poes

de aaipoesv

enkelvoud meervoud
naamwoord aaipoes aaipoezen
verkleinwoord aaipoesje aaipoesjes
  1. een poes die zich graag laat aaien
    • Het is een trapeziumvormig sujet met gemene oogjes en een goor gebit, een gehumaniseerde varkenskop waarop een overmaatse slagersmuts prijkt. Uit de muts komt viezigheid, vleesbrij. Een ietwat bebloed schort heeft hij aan, een jong katje in de linker vuist gekneld. In de rechter hand een forse bijl. Meat Eating Bastard noemde Read het beeld. Veel bekijks, lachende mensen. Ha ha! De slager met de bijl, bloedschort nog om, even pauze, onbeholpen zijn aaipoes strelend.[1] 
  2. kind dat lief doet om wat te krijgen
  3. (pejoratief) een meisje voor een korte liefdesverhouding, scharreltje
    • Welke verdwijnwoorden heeft Den Boon opgenomen? Opvallend veel woorden die betrekking hebben op liefde en seksualiteit. Hier een greep uit de eerste bladzijden: aaipoes, een meisje met wie men een losse relatie heeft, een scharreltje; (zich) afhoereren, zich door wellust in het verderf storten; alkoofgeheim, huiselijk geheim, geheim dat betrekking heeft op wat zich binnenskamers afspeelt, met name een geheim van seksuele aard; allumeuse, meisje dat of vrouw die door behaagzucht mannen verliefd maakt en zich vervolgens aan hun aanzoek onttrekt. Enzovoorts. [2] 
  1. NRC Niels Wiedenhof 28 juli 2001
  2. NRC Ewoud Sanders 31 december 2015