Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • Tes·sen·der·loos
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen Tessenderloos Tessenderloser Tessenderloost
verbogen Tessenderlose Tessenderlosere Tessenderlooste
partitief Tessenderloos Tessenderlosers -

Bijvoeglijk naamwoord

Tessenderloos

  1. (demoniem), (zeldzaam)[1] van, uit, betreffende of als in Tessenderlo
    • Deze honingkoek wordt reeds sinds mensenheugenis gebakken door de Tessenderlose imkers.[2] 
Synoniemen
Verwante begrippen

Verwijzingen

  1. Tessenderlo VRT Taal.
  2. Vanmarsenille, P. (17 november 2008). Aperitief en wijn Koninklijke Vlaamse Imkersbond.

Meer informatie