• Reed
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Reed die Reed Reede die Reede
datief re Reed der Reed Reede de Reede
accusatief en Reed die Reed Reede die Reede

Reed, v

  1. (maatschappij) toespraak
    «Sei Reed iss konsidered as eene der beschde Reede in unsre ganze Gschichte.»
    Zijn toespraak wordt beschouwd als een van de beste toespraken in onze geschiedenis.