Peterli
Peterselie
  • Pe·ter·li
  • Afkomstig van 'Peterling' (Duitse streektaal)
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief Peterli
datief
accusatief

Peterli, m

  1. (plantkunde), (kruid) Petroselinum crispum   peterselie
    «In der Kich kann mer em Peterli sei Bledder yuuse.»
    In de keuken kunt u de bladeren van peterselie gebruiken.