Noordpoolreiziger

Nederlands

 
1. Een Noordpoolreiziger heeft warme kleding nodig.
Uitspraak
Woordafbreking
  • Noord·pool·rei·zi·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord Noordpoolreiziger Noordpoolreizigers
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de Noordpoolreizigerm

  1. iemand die een tocht door het zeer koude gebied rond het noordelijkste punt van de aarde maakt of heeft gemaakt
     De maker van het beste filmpje mag met Noordpoolreiziger Marc Cornelissen naar Spitsbergen.[1]
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Michiel van Nieuwstadt
    “Niet alleen ‘wooow’ maar ook ‘aha’” (7 juni 2007) op nrc.nl