• Krim-·Go·tisch
  • Samenstelling van de eigennaam Krim en het zelfstandige naamwoord Gotisch
enkelvoud bezitsvorm meervoud
naamwoord Krim-Gotisch - -
verkleinwoord - - -

het Krim-Gotischo

  1. geen meervoud (taal) Germaanse taal die tot het eind van de 18e eeuw werd gesproken door Goten in geïsoleerde gebieden van de Krim