Kloster
- IPA: /ˈkloːstɐ/
- Klos·ter
- Afkomstig van het Middelhoogduitse klōster en het Oudhoogduitse klōstar, die beide van het Vulgair Latijnse clostrum ontleend werden. Het woord clostrum komt weer van het Kerklatijnse claustrum "(afgesloten) plaats (voor monniken en nonnen)“ en is zijnerzijds een deverbatief van claudere "afsluiten".
Kloster o
- klooster
- «Im frühen Mittelalter waren Klöster die Bewahrer der Kultur und Zentren der Bildung.»
- In de vroege middeleeuwen waren kloosters de bewaarders van de cultuur en het centrum van vorming.
- «Im frühen Mittelalter waren Klöster die Bewahrer der Kultur und Zentren der Bildung.»
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | das Kloster | die Klöster |
genitief | des Klosters | der Klöster |
datief | dem Kloster | den Klöstern |
accusatief | das Kloster | die Klöster |