Kamerzetel
- Geluid: Kamerzetel (hulp, bestand)
- IPA: / ˈkamərˌzetəl / (4 lettergrepen)
- Ka·mer·ze·tel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Kamerzetel | Kamerzetels |
verkleinwoord | - | - |
de Kamerzetel m
- (politiek) (figuurlijk) positie als lid van een parlement
- ▸ De briefstemmen van ongeveer 65.000 zeventigplussers zijn niet meegeteld voor de Tweede Kamerverkiezingen van vorige maand. (…) Het gaat om 6 procent van het totaal uitgebrachte stemmen per post, goed voor ongeveer één Kamerzetel.[2]
- ▸ Indien het verkiezingsresultaat van zondag hetzelfde zou zijn als de peiling van VRT en De Standaard van afgelopen vrijdag, dan zou de N-VA er 16 Kamerzetels bij krijgen.[3]
- Voor de letterlijke betekenis "zitplaats in de vergaderzaal van een parlement" is "Kamerbank(je)" gangbaar.
- Het woord Kamerzetel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “‘65.000 briefstemmen van zeventigplussers niet meegeteld’” (9 april 2021) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron “N-VA wint 16 Kamerzetels op basis van peiling” (7 juni 2010) op hln.be