• Go·des
  •  God en  met de oude genitiefuitgang -es

Godes

  1. genitief mannelijk  van God, archaïsche vorm die nog in enkele staande uitdrukkingen voorkomt
     In Godes vrees te leven
    heb ik altijd betracht,
    daarom ben ik verdreven,
    om land, om luid gebracht.
    [1]
  1.   Weblink bron “Wilhelmus” op koninklijkhuis.nl