• Ge·ne·ral·oberst
  • In het jaar 1854 ingevoerd in het militair door Prins Willem van Pruisen
  • Samenstelling van de Duitse zelfstandige naamwoordene General en Oberst
Naar frequentie 38240
[1] enkelvoud meervoud
nominatief der Generaloberst -
genitief des Generalobersten -
datief dem Generaloberst -
accusatief den Generaloberst -
[2] enkelvoud meervoud
nominatief der Generaloberst die Generalobersten
genitief des Generalobersten der Generalobersten
datief dem Generaloberst den Generalobersten
accusatief den Generaloberst die Generalobersten

Generaloberst

  1. (historisch), (militair) kolonel-generaal (voormalige generaalsrang sinds 1854 in het leger vóór en van het Duitse Rijk tot 8 mei 1945)
  2. (historisch), (militair) persoon met de rang Generaloberst
    «Generaloberst v. Loe [1] hielt am Sonntag in der Beethovenhalle in Bonn bei der Jubelfeier zum 25-jährigen Papstjubiläum eine bemerkenswerte Rede. [2]»
    Kolonel-generaal v. Loë heeft een opmerkelijke toespraak gehouden op zondag in de Beethoven Hall in Bonn tijdens de viering van het 25ste ambtsjubileum van de paus.
  1. Friedrich Karl Walther Degenhard Freiherr von Loë (1828-1908), zie Walter von Loë
  2. Heidelberger Zeitung
    44. Jahrgang Nr. 150 vom 1. Juli 1902
    Seite 1 (Artikel): Eine Papstjubiläumsrede von Generaloberst v. Loë