Falasja
- Fa·la·sja
- via Hebreeuws פֶלַאשַה zn vermoedelijk van Amhaars ፈላሻ (felasha) uit Ge'ez ፈላሲ (felasi) "zwerver, migrant, balling" [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Falasja | Falasja's |
verkleinwoord |
de Falasja m
- (Jiddisch-Hebreeuws) Ethiopische jood
- Falasha (officiële spelling)
- Dit is geen naam die de Ethiopische joden voor zichzelf gebruiken, zij kan door hen als laatdunkend worden opgevat. Zij noemen zichzelf 'Beta Israel', "Huis van Israël; Joodse gemeenschap".
- Het woord 'Falasja' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.