Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • Du·co
enkelvoud meervoud
naamwoord Duco -
verkleinwoord Ducootje -

Zelfstandig naamwoord

de Ducom

  1. (mannelijke naam) een jongensnaam
    • Ken jij Duco nog van de kleuterschool? 

Gangbaarheid