Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • Drie·ko·nin·gen

Zelfstandig naamwoord

Driekoningen m / o*

  1. (religie) christelijke feestdag op 6 januari waarbij de komst van de Wijzen uit het Oosten bij het Christuskind wordt herdacht
    • Het middeleeuwse Driekoningen lijkt zoveel op de oud-Romeinse Saturnalia, dat sommige auteurs een doorlopende traditie vermoeden. [1]
     Sinds zondag kan er weer op de midwinterhoorn worden geblazen. Het was de eerste van de adventstijd. En elke rechtgeaarde blazer weet dat pas dan de eerste toon geblazen mag worden. En na Driekoningen (6 januari) moet het afgelopen zijn.[2]
Opmerkingen
  • Woordenboeken vatten Driekoningen traditioneel op als een mannelijk woord, maar als er een lidwoord wordt gebruikt, komt "het" vaker voor dan "de".
Synoniemen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Faas, P.
    Driekoningen en nog een (4 januari 1997) op website: volkskrant.nl
    ; geraadpleegd 2019-12-05
  2.   Weblink bron
    Michel Hasselerharm
    “De klank van hoop galmt weer over de Bornse velden, maar waar vandaan vertellen de Bloazers even niet” (28-11-2021), Tubantia