Chinchillakaninchen

Duits

Uitspraak
  • IPA: /ʧɪnˈʧɪlakaˌniːnçən/
Woordafbreking
  • Chin·chil·la·ka·nin·chen
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

Chinchillakaninchen o

  1. (dierkunde) chinchillakonijn (konijnenras)
    «Die Chinchillakaninchen werden in zwei Rassen des Hauskaninchens unterteilt, deren gemeinsames Merkmal die bläulich getönte, aschgraue Fellfärbung ist.»
    De chinchillakonijnen worden in twee huiskonijnrassen onderverdeeld met als overeenkomstige eigenschap de blauwgetinte, asgrijze velkleur.
Verbuiging
Hyperoniemen
Hyponiemen