Bordelese
Niet te verwarren met: bordelaise |
- Bor·de·le·se
- [zelfstandig naamwoord] afgeleid van Bordelees (zelfstandig naamwoord) met het achtervoegsel -e
- [bijvoeglijk naamwoord] afgeleid van Bordelees (bijvoeglijk naamwoord) met de uitgang -e
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Bordelese | Bordelesen |
verkleinwoord |
de Bordelese v
- (demoniem) een vrouwelijke inwoner van Bordeaux, of een vrouw afkomstig uit Bordeaux
- Zij was een geboren Bordelese, net als haar moeder en grootmoeder.
Demoniemen bij Bordeaux in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
inwoner: Bordelees • inwoonster: Bordeauxse, Bordelese • bijvoeglijk: Bordeauxs, Bordelees |
Bordelese
- verbogen vorm van de stellende trap van Bordelees
- De Fémina van Louise Bellocq, La Porte Retombée, vertoont de praatziekte van Kern in een vrouwelijke toon, over twee zusters en een broer uit een aanzienlijke Bordelese familie die in twintig jaar lelijk achterop zijn geraakt en bijeenkomen in het ouderlijk huis om de verkoping te regelen. [1]
- Het woord 'Bordelese' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Peereboom, J.J."Journaal" in: Hollands Weekblad. jrg. 2 nr. 54 (25 mei 1960) Stichting Hollands Weekblad / Boucher, Den Haag; p. 16; geraadpleegd 2016-12-17