Aubergine
Niet te verwarren met: aubergine |
- IPA: /obɐˈʒiːnə/, /obɛʁˈʒiːnə/; (Zwitserland) /ˈob̥r̩ʃiːnə/, /ˈob̥ɛrʃiːnə/
- Au·ber·gi·ne
- Komt van het Franse woord aubergine, dat zijnerzijds van het Catalaanse woord albergínia stamt. Dit Catalaanse woord werd van het Arabische باذنجان (al-bāḏinğān) ontleend, dat zijnerzijds van het Perzische woord بادنجان (bâdingân) ontleend is.
Aubergine v
- aubergine (eierplant)
- «Auberginen müssen kräftig gedüngt werden.»
- Aubergines moeten flink bemest worden.
- «Auberginen müssen kräftig gedüngt werden.»
- aubergine (eiervrucht)
- «Die Aubergine ist oft in der italienischen Küche anzutreffen.»
- De aubergine is vaak in de Italiaanse keuken aan te treffen.
- «Die Aubergine ist oft in der italienischen Küche anzutreffen.»
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | die Aubergine | die Auberginen |
genitief | der Aubergine | der Auberginen |
datief | der Aubergine | den Auberginen |
accusatief | die Aubergine | die Auberginen |
- [1] Eierpflanze
- [2] Eiervrucht, (Oostenrijks) Melanzani
- [1] Nachtschattengewächs (Solanaceae), Pflanze
- [2] Frucht, Gemüse