• Aka·de·mi·ke·rin
  • Afleiding van het Duitse zelfstandige naamwoord Akademiker met het achtervoegsel -in
enkelvoud meervoud
nominatief die Akademikerin die Akademikerinnen
genitief der Akademikerin der Akademikerinnen
datief der Akademikerin den Akademikerinnen
accusatief die Akademikerin die Akademikerinnen

Akademikerin, v

  1. academica (vrouwelijke vorm)
  2. (zelden) een vrouwelijk lid van een academie