Acht
- Acht
enkelvoud (onbepaald) |
enkelvoud (bepaald) |
meervoud (onbepaald) |
meervoud (bepaald) | |
---|---|---|---|---|
nominatief | en Acht | die Acht | - | - |
datief | re Acht | der Acht | - | - |
accusatief | en Acht | die Acht | - | - |
Acht, v
- aandacht
- «Sell iss en Broblem as viel Acht griege muss.»
- Dit is een probleem dat veel aandacht moet krijgen.
- «Sell iss en Broblem as viel Acht griege muss.»
- Acht gewwe (achtgewwe)
- in Acht nemme
(iets) voorzichtig en zorgvuldig behandelen
- keen Acht uff ebbes hawwe
niet oppassen op iets (letterlijk: geen aandacht op iets hebben)