• 87-ja·rig
  • samenstellende afleiding van 87 en  jaar zn  met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen 87-jarig
verbogen 87-jarige
partitief 87-jarigs

87-jarig

  1. 87 jaren durend
    • Gedurende dit 87-jarig tijdperk heerste er vrede. 
  2. met de leeftijd van 87 jaar
    • Bij de brand viel helaas een 87-jarig slachtoffer.