69-jarig
- 69-ja·rig
stellend | |
---|---|
onverbogen | 69-jarig |
verbogen | 69-jarige |
partitief | 69-jarigs |
69-jarig
- 69 jaren durend
- Gedurende dit 69-jarig tijdperk heerste er vrede.
- met de leeftijd van 69 jaar
- Bij de brand viel helaas een 69-jarig slachtoffer.
- Het woord '69-jarig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.