• 69-·ja·ri·ge

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

69-jarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van 69-jarig
    • De vulkaan werd weer actief na een 69-jarige periode zonder uitbarstingen. 
enkelvoud meervoud
naamwoord 69-jarige 69-jarigen
verkleinwoord

de 69-jarigev / m

  1. persoon die 69 jaar oud is of iets dat 69 jaar bestaat
    • De 69-jarige heeft zijn vijf jaar jongere echtgenote tijdens zijn studie in Deventer leren kennen.