68-jarig
- 68-ja·rig
stellend | |
---|---|
onverbogen | 68-jarig |
verbogen | 68-jarige |
partitief | 68-jarigs |
68-jarig
- 68 jaren durend
- Gedurende dit 68-jarig tijdperk heerste er vrede.
- met de leeftijd van 68 jaar
- Bij de brand viel helaas een 68-jarig slachtoffer.
- Het woord '68-jarig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.