62-jarig
- 62-ja·rig
stellend | |
---|---|
onverbogen | 62-jarig |
verbogen | 62-jarige |
partitief | 62-jarigs |
62-jarig
- 62 jaren durend
- Gedurende dit 62-jarig tijdperk heerste er vrede.
- met de leeftijd van 62 jaar
- Bij de brand viel helaas een 62-jarig slachtoffer.
- Het woord '62-jarig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.