• 57-ja·rig
  • samenstellende afleiding van 57 en  jaar zn  met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen 57-jarig
verbogen 57-jarige
partitief 57-jarigs

57-jarig

  1. 57 jaren durend
    • Gedurende dit 57-jarig tijdperk heerste er vrede. 
  2. met de leeftijd van 57 jaar
    • Bij de brand viel helaas een 57-jarig slachtoffer.